Landbouw & Platteland

Un outil à 360° pour mieux évaluer la multi-performance de l’agroécologie.

Alors que la plupart des systèmes agricoles sont aujourd’hui évalués en tenant compte principalement du rendement, la thèse de Fanny Boeraeve analyse une autre grille d’évaluation, qui tient compte des externalités négatives et positives, sociales et environnementales : « l’évaluation intégrée des services écosystémiques ». Elle applique cet outil systémique au Réseau des Fermes Novatrices, un réseau hennuyer d’agriculteurs développant depuis une dizaine d’années des pratiques agroécologiques en grandes cultures orientées vers plus de résilience et d’autonomie. Par une approche bottom-up et de terrain, sa thèse démontre en théorie et en pratique que les systèmes agroécologiques restaurent une plus grande diversité de services systémiques que les systèmes conventionnels : résilience à l’érosion, diminution des ravageurs, activité microbienne intense... Fanny Boeraeve formule également des suggestions d’amélioration des processus de science participative.

> A télécharger : Thèse Fanny Boeraeve (PDF)
> Intervention de Fanny lors du webinaire, à partir de 00:03:19 :

Thèse Fanny Boeraeve (PDF)

Clemens Wolfram, Nicholas Demarcus en Martin Wazlawczyk zijn internationale masterstudenten in de richting Innovation and Entrepreneurship aan de Antwerp Management School. Met de hulp van hun incubator Voka en hun coach Sven de Vocht bouwen en ontwikkelen ze de volgende generatie verticale boerderijen dankzij AromeFarms. AromeFarms brengt lokale, verse, gezonde en duurzame groenten en fruit naar steden over heel Europa, door echte verticale landbouw op grote schaal mogelijk te maken voor tomaten, paprika's en komkommers.

AromeFarms legt zich toe op lokale en duurzame landbouw en benut de bestaande voordelen van verticale landbouw en technologische innovatie om niet alleen kruiden en bladgroenten, maar alle soorten groenten en fruit te telen. Via een uniek modulair teeltsysteem kan AromeFarms boerderijen van één tot honderden of duizenden vierkante meter bouwen. Er kunnen overal en altijd boerderijen neergezet worden om te voldoen aan de vraag. AromeFarms biedt teeltsystemen in de detailhandel aan om consumenten te tonen hoe hun producten geteeld worden, maar ook grootschalige boerderijen in stedelijke gebieden. Door slimme cloud-technologie voor landbouw te gebruiken, wordt het groeiproces voortdurend verbeterd, en dat zorgt voor meer opbrengst op kortere tijd met zo weinig mogelijk hulpmiddelen. De verse, lokale en duurzame groenten en fruit van AromeFarms zijn binnenkort verkrijgbaar in een winkel bij jou in de buurt.

"Als student-ondernemers aan de Antwerp Management School hebben we de uitzonderlijke kans gekregen om ons helemaal te verdiepen in een van de grootste problemen voor duurzaamheid: landbouw. Nadat we ontdekt hadden dat verticale boerderijen enkel voor bladgroenten en kruiden werkten, raakten we geïnspireerd om de technologie te ontwikkelen voor de duurzame verticale productie van voedzamere en populairdere landbouwproducten, waaronder tomaten, paprika's en komkommers. Met de hulp van de Stichting voor Toekomstige Generaties kunnen we nu onze prototypes voltooien en onze duurzame producten, die rechtstreeks van de boerderij op je bord belanden, naar steden in heel Europa brengen!"

AromeFarms ontvangt een prototypingsbeurs van €5000.

Les modèles agricoles wallons à l’horizon 2045-2099 : les atouts de l’agroécologie face aux changements climatiques.

Mathieu Delandmeter a comparé les performances agronomiques, alimentaires et environnementales de trois systèmes agricoles sur la période 1985-2009. L’un est le business as usual (cultures majoritaires en zone limoneuse en Wallonie et utilisation de fumier), l’autre est vegan (ni élevage, ni fumier), le dernier repose sur l’intégration cultures-élevage (recours notamment aux prairies temporaires). Il a ensuite étudié, par le modèle STICS, l’évolution des trois systèmes dans l’hypothèse des deux scénarios d’évolution climatique définis par le GIEC : RCP4.5 et RCP8.5 (2045/2069 et 2075/2099). La singularité de son approche est d’avoir pris en compte des indicateurs bien plus larges que le strict rendement des cultures : souveraineté alimentaire, bien-être des consommateur·rice·s, auto-suffisance, transport de marchandises, résistance au stress hydrique et thermique, teneur en carbone dans le sol, etc. Au final, les trois systèmes verraient les rendements globaux augmenter mais dans une proportion très variable et avec différents impacts et adaptations face aux changements climatiques.

> A télécharger : Mémoire Mathieu Delandmeter (PDF)
> Intervention de Mathieu lors du webinaire, à partir de 00:22:45 :

Faire mieux avec moins : réconcilier culture et élevage en Wallonie, et y réintroduire les légumineuses.

En Wallonie comme ailleurs, les flux d’azote jouent un rôle important dans la fertilité des sols agricoles, mais aussi dans la limitation des gaz à effet de serre et de la pollution des eaux. Le travail d’Estelle Compere Leroy et de Marie-Aline Cornu a consisté à étudier ces flux selon un point de vue systémique quantitatif et qualitatif, bien au-delà d’une analyse traditionnelle d’ingénierie agricole menée à l’échelle de la parcelle. Les deux auteures ont d’abord mis en évidence deux tensions majeures dans la gestion des flux d’azote en Wallonie, l’une quantitative, l’autre territoriale. Sur la base d’un dialogue co-construit avec 17 expert·e·s du secteur, elles ont ensuite élaboré deux scénarios susceptibles de répondre à ces tensions, l’un relatif à l’extension de l’agriculture biologique à l’horizon 2030, l’autre relatif à l’autonomie du cheptel en azote digestible. Deux leviers ont été identifiés pour lever les tensions : l’augmentation des surfaces cultivées en légumineuses et le renforcement collectif de l’intégration culture/élevage.

> A télécharger : Mémoire Estelle Compere Leroy et Marie-Aline Cornu (PDF)
> Intervention d'Estelle et Marie-Aline lors du webinaire, à partir de 00:03:29 :

Geoffrey Lejeune, bachelor informatica & systemen aan de Haute école du Hainaut (Bergen), met mevrouw Lenaerts (HeH – Bergen) als mentor, stond aan de wieg van Aquaponics Garden. Het bedrijf wil aquaponics promoten en zo veel mogelijk mensen de kennis en de middelen aanreiken om aan de slag te gaan met dit concept.

Het Aquaponics Garden-project combineert twee kweek- en teeltmodellen: aquacultuur en hydroponics. Met aquaponics kunnen vissen en planten samen worden geteeld in een natuurlijk ecosysteem.

Door zijn vele voordelen beantwoordt aquaponics aan talrijke maatschappelijke uitdagingen:

• een forse stijging van de vraag naar voedsel tegen 2050;
• een beter beheer van de natuurlijke rijkdommen, met bijna 90 procent minder waterverbruik;
• een groeiende belangstelling voor gezonde voeding bij een deel van de bevolking;
• een productiesysteem dat de bestaande ecosystemen respecteert;
• lokale productie van planten en eiwitten, ook op niet-bebouwbare grond.

Nu al worden diverse diensten aangeboden, zoals de detailverkoop van:

• biozaden en niet-hybride en onbehandelde gewone zaden;
• 100 procent natuurlijk visvoer;
• eitjes van de zwarte soldatenvlieg waarmee een larvencompostbak kan worden gestart.

Aquaponics Garden wil zijn aanbod binnenkort uitbreiden met een basisopleiding in aquaponics, gebruiksklare aquaponicssystemen en de commercialisering van microscheuten. Het meest vernieuwende aan het project is evenwel de ontwikkeling van IT-tools om aquaponicssystemen te automatiseren en te controleren.

Goeffrey: "Deze beurs is voor mij een echte springplank, die ik dankbaar zal gebruiken om mijn project in de praktijk te brengen. Dankzij deze steun kan ik mijn aanbod van diensten uitbreiden en mijn verschillende prototypes ontwikkelen met het oog op de commercialisering ervan. Ik dank de Stichting voor Toekomstige Generaties van harte voor de beurs die ze Aquaponics Garden heeft toegekend."

Aquaponics Garden ontvangt een beurs van € 5000.

La filière chanvre en Wallonie, un secteur d’avenir à (ré)inventer

Depuis la faillite, en 2019, de l’unique usine wallonne de défibrage du chanvre, située à Marloie, la surface cultivée de ce végétal s’est écroulée en Wallonie, passant de 470 à quelques hectares. Le chanvre présente pourtant des avantages indéniables par rapport au coton : il exige dix fois moins d’eau et pas de pesticide, peut être utilisé de la racine jusqu’à la feuille, régénère la structure des sols et se révèle utilisable dans une multitude de secteurs (alimentaire, textile, papier, bâtiment, automobile, etc.). Noémie Le Meur a recensé les raisons ayant conduit à la faillite de l’usine de Marloie et, plus largement, à l’échec de l’ensemble de la filière chanvre textile en Wallonie. Pour ce faire, elle a rencontré un agriculteur, une designer, une tisserande et une personne active dans le génie civil. Son travail met en évidence l’intérêt de pratiques alternatives fondées sur le troc et le partage de connaissances qui, à terme, pourraient constituer une base utile pour relancer la filière.

> A télécharger : Mémoire Noémie Le Meur (PDF)