Participation & Démocratie

Rasmus Van Heddeghem verdedigde zijn eindproef, met als titel Globale crisis, lokale oplossing? De weg naar een klimaattoets in het omgevingsrecht van het Vlaamse Gewest, in het kader van de master in de rechten, aan de Vrije Universiteit Brussel (VUB).

Deze thesis onderzoekt hoe de mondiale klimaatcrisis op lokaal niveau kan worden aangepakt binnen het rechtssysteem. Het vertrekt vanuit een arrest van de Raad voor Vergunningsbetwistingen waarbij de vergunning van een tankstation in de gemeente Boechout in 2021 werd vernietigd vanwege conflicten met lokale klimaatdoelstellingen. Het onderzoek belicht de opkomst van klimaatrechtspraak in Vlaanderen en plaatst dit in een breder internationaal perspectief, zoals de Urgenda-zaak in Nederland en de Franse ‘Affaire du siècle’. Daarnaast wordt de invloed van klimaatwetenschap op het rechtssysteem onderzocht, waarbij nieuwe vragen ontstaan over de rol van de rechter en de overheid. Het onderzoek biedt inzicht in de wisselwerking tussen klimaatverandering en het recht, en suggereert mogelijke toekomstige ontwikkelingen binnen het Vlaamse omgevingsrecht. Het overstijgt disciplines door wetenschappelijke, filosofische en rechtstheoretische vragen te behandelen. De thesis geeft aanleiding tot verdere onderzoeksmogelijkheden, waaronder de invloed van Europees milieu- en klimaatrecht op het Vlaamse omgevingsrecht en de ontwikkeling van klimaatgerelateerde jurisprudentie. Het onderzoek benadrukt het belang van lokale acties en aanpassingen binnen het rechtssysteem om de klimaatcrisis aan te pakken.

Fien Vansevenant verdedigde haar eindproef, met als titel Zorgband Leie en Schelde als zorgderij. Verkenning van de verbinding tussen een publieke voedselstrategie en territoriale ontwikkelingskansen, in het kader van de master stedenbouw en ruimtelijke planning, aan de Universiteit Gent (UGent).

De masterproef van Fien richt zich op het historische landbouwpatrimonium van OCMW Gent in Laarne, Destelbergen, Nazareth en Merelbeke, in samenwerking met Zorgband Leie en Schelde. Het sociaal-ruimtelijk onderzoek, uitgevoerd tussen 2022 en 2023 binnen de stadsacademie, is geïnspireerd door de geplande herstructurering van zorgsite Lemberge. Het beoogt een vernieuwd masterplan met ruimtelijke ingrepen als stimulans voor een herziene zorgvisie. De focus ligt op alle Zorgband Leie & Schelde-sites, waarbij de verbroken link tussen historisch patrimonium en zorginstellingen wordt erkend. Een voedselstrategie wordt onderzocht in deze masterproef, met als doel de heropleving van de relatie tussen zorginstellingen en gronden, zowel voor bijdrage aan landbouwtransitie als voor meer controle over voedsel in de instellingen. Het onderzoek omvat twee luiken binnen een agro-ecologisch kader.

Deze masterproef omarmt duurzaamheid op meerdere fronten. Door de ontwikkeling van een doordachte voedselstrategie wordt niet alleen gebouwd aan een lokale gemeenschap, maar ook aan een veerkrachtig landschap. Het innovatieve concept van de Zorgderij, een integratie van ouderenzorg, historisch patrimonium en lokale landbouw, staat centraal. Het onderzoek herstelt de verbinding tussen zorg, landbouw, en voeding, waarbij gronden opnieuw toegankelijk worden gemaakt voor agro-ecologische landbouw. Drie concrete strategieën - Territoriaal, Patrimonium en Operationeel - bieden alternatieven op verschillende schaalniveaus. De oprichting van een stuurgroep, gericht op concrete taken en samenwerking met stakeholders, vormt een praktische uitvoering. De collages illustreren een lokaal verankerde voedselstrategie, en het onderzoek fungeert als een aanzet tot een debat over alternatieve, duurzame toekomsten. Kortom, de masterproef bouwt actief aan een alternatieve toekomst met duurzaamheid als kernwaarde.

Les commissions délibératives bruxelloises : institutionnalisation d’un mécanisme délibératif au sein du Parlement

Mathilde Victor a étudié l’impact des commissions délibératives bruxelloises (CDB) sur la qualité du processus délibératif au Parlement bruxellois. En vigueur depuis 2021, les CDB constituent une innovation mondiale de démocratie participative et délibérative. L’autrice est parmi les premier·es chercheur·euses à avoir pu assister à la totalité des travaux d’une CDB (y compris son volet à huis-clos), à savoir celle qui fut consacrée à l’automne 2021 au rôle des citoyen·nes bruxellois·es en temps de crise. Sur base de son observation propre et d’entretiens semi-dirigés menés avec cinq citoyen·nes et quatre parlementaires, elle analyse des thèmes aussi variés que les inégalités entre participant·es tiré·es au sort, le rôle de la présidence, le choix du thème de la commission, la rédaction du rapport final, la rédaction de recommandations et d’amendements, la procédure de vote, etc. Elle formule des propositions susceptibles de permettre aux CDB de dépasser un rôle simplement pédagogique au profit d’une véritable légitimation démocratique.

A télécharger : Mémoire Mathilde Victor 

La désobéissance civile dans le contexte juridique belge

Bien qu’en recrudescence récente en matière environnementale, sociale et, plus récemment, sanitaire, la désobéissance civile n’est actuellement pas consacrée par une norme législative ou constitutionnelle, que ce soit en Belgique ou ailleurs. Après l’avoir conceptualisée et replacée dans son contexte historique, Salomé Charles l’a questionnée dans ses rapports avec l’État de droit et la démocratie. Elle a ensuite étudié la réaction du droit positif, étranger puis belge, face aux actions relevant de la désobéissance civile. Il résulte de cette étude que, malgré sa maigre assise juridique et la réticence des juges belges à accueillir les moyens de défense des « désobéissant·es », la désobéissance civile fait l’objet d’une certaine tolérance de la part des juges pénaux dans leurs jugements. Le travail se termine par une réflexion sur le caractère potentiellement insatisfaisant de l’état actuel du droit belge en cette matière et de l’opportunité de l’encadrer juridiquement dans la loi ou la Constitution, voire de créer un droit à désobéir.

À télécharger : Mémoire Salomé Charles

Énergies renouvelables et participation citoyenne : de la consultation du citoyen au citoyen en tant qu'acteur du marché de l'énergie

Le travail d’Anna Salvi s’ancre dans un constat : sous la pression de deux phénomènes aigus (crise énergétique et nécessité de décarbonation de la société), les institutions européennes ont tendance à faire sauter les carcans procéduraux pour les projets d’énergie renouvelable tels que prévus essentiellement par la Convention d’Aarhus. Après avoir rappelé les principes fondamentaux de cette dernière, Anna Salvi démontre que cette évolution juridique n’entraîne pas nécessairement la fin de l’ère de la participation citoyenne ou, du moins, que celle-ci revêt dorénavant de nouveaux contours théoriques, notamment dans le cadre du Clean Energy Package (2019). Encore faut-il que ces nouvelles dispositions permettent un droit effectif de participation et que le ou la citoyen·ne soit réellement en mesure d’initier des projets énergétiques renouvelables. L’autrice, qui accorde une attention toute particulière aux récentes Communautés d’Energie Renouvelable (CER), fait diverses propositions en ce sens.

A télécharger : Mémoire Anna Salvi

Comment implémenter la gouvernance participative dans les institutions hospitalières ? Typologie, conceptualisation, impacts et recommandations, issus d’une revue de littérature

À partir de quatre bases de données internationales, Céline Van Vaerenbergh a exploré 25 initiatives de gouvernance participative (GP) mises en place dans les institutions hospitalières des pays membres de l’OCDE, principalement en Amérique du Nord. Elle en a d’abord fait la typologie, elle a ensuite conceptualisé la GP et analysé ses impacts pour, enfin, proposer un guide d’implémentation. Parmi les impacts positifs de la GP mis en évidence : l’efficacité accrue des décisions (plus adaptées au terrain), l’augmentation de la qualité des soins prodigués et de la performance des institutions, l’amélioration de la collaboration interdisciplinaire et le renforcement de l’implication du ou de la patient·e. Pour être efficace, la GP doit toutefois pouvoir compter sur des facteurs tels que la mise en place de structures formalisées spécifiques, l’existence de ressources suffisantes (notamment en termes de formations), le soutien de la hiérarchie et l’entretien d’une culture d’entreprise orientée « prise de décisions partagée » et « représentation de toutes les professions ».

A télécharger : Mémoire Céline Van Vaerenbergh (PDF)
Intervention de Céline lors du webinaire, à partir 00:42:08